Speech Nicky Pouw-Verweij: Congres Wetenschappelijke Bureau BBB 2025
Goedemiddag allemaal,
Wat ontzettend leuk om hier vandaag te zijn! Allereerst wil ik graag het Wetenschappelijk Bureau BBB bedanken voor de uitnodiging en voor het organiseren van dit congres. Wat een mooie dag rond het thema Lokale gemeenten en buurten, dat ook voor de zorg zo belangrijk is. En zoals in de aankondiging ook al stond: een heel belangrijk thema in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen volgend jaar. En dank je wel Martin, voor je inspirerende verhaal. Ik vond het bijzonder om te luisteren naar je woorden over wonen en ouder worden, en hoe dit niet alleen over huisvestiging gaat maar vooral ook over samen leven. Het idee van het seniorenhof spreekt me enorm aan, een plek waar ouderen zelfstandig kunnen wonen, maar nooit alleen zijn. Ik kom daar zo meteen in mijn verhaal nog uitgebreid op terug. Goed, we spreken tijdens deze deelsessie over het thema Buurtzorg, wonen en zorg in de buurt. Ik wil in mijn verhaal ingaan op lokale teams, de wijkverpleging en ik sluit af met de moderne verzorgingshuizen. Ik zal daarbij uitleggen wat er in de laatste 10 jaar is gedaan op het gebied van zorg in de buurt en waar we mee zijn om dit te verbeteren.
Een terugblik
Als we terugkijken op de afgelopen tien jaar, zien we hoe enorm veel er is veranderd in de manier waarop we zorg en ondersteuning organiseren. Toen in 2015 de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en participatie naar de gemeenten ging, wilden we vooral één ding: dat hulp en ondersteuning dichtbij mensen kwamen te staan. Niet langer anoniem of ver weg, maar herkenbaar, laagdrempelig en menselijk. Daarna zijn er overal in het land wijkteams, buurtteams en lokale teams ontstaan. Deze bestaan vaak uit hele bevlogen professionals die de mensen aan wie ze zorg verlenen goed kennen. Die lokale teams zijn inmiddels niet meer weg te denken uit het sociaal domein en op deze manier zijn talloze mensen enorm goed geholpen en vele gezinnen heel goed ondersteund.
Voorbeelden
Ik heb sinds ik in juni van dit jaar staatssecretaris voor Langdurige en Maatschappelijke Zorg ben geworden veel werkbezoeken door het hele land afgelegd. En als je dan door het land reist, zie je hele mooie voorbeelden van deze verandering. Zo was ik laatst in Austerlitz waar ik sprak met mensen van Austerlitz Zorgt. Dit is een dorpsinitiatief dat is uitgegroeid tot een heel goed netwerk van vrijwilligers en professionals. Bewoners kijken daar echt naar elkaar om: iemand doet boodschappen voor een oudere buurman of buurvrouw, een vrijwilliger rijdt mee naar een ziekenhuisafspraak en een ander komt weer elke week even langs voor een kop koffie. En als er zorg nodig is, staan de wijkverpleegkundige en het team klaar, zonder gedoe of wachtrij. Het is precies die mix van professionals en gemeenschap die het zo sterk maakt. Het is een perfect voorbeeld van wat we hier bij BBB noaberschap noemen. Naar elkaar omkijken. Oog hebben voor je buren, je gemeenschap en de toekomst. Het is helpen zonder te hoeven vragen, bijspringen zonder afspraak en de moed hebben om elkaar aan te spreken1. In september liep ik mee met de wijkverpleging in Nootdorp en zag ik hoe zij als eersten aan de voordeur merken wat er in het leven van mensen gebeurt. De wijkverpleegkundigen vertelden met trots over hun manier van werken, waarbij zij samen met cliënten kijken welke zorg echt nodig is, vanuit het gedachtegoed van positieve gezondheid. En daarnaast zag ik hoe kleine initiatieven zoals duofietsen via fietsmaatjes.nl of de jaarlijkse Nootdorpse rollatorloop bijdragen aan het langer actief en gezond blijven van ouderen.
In Oss bezocht ik zorgbuurthuis ’t Hageltje waar bewoners niet alleen wonen, maar echt leven met en tussen elkaar. Ze kunnen er blijven wonen, ook als hun gezondheid achteruitgaat en kunnen zelfs samen blijven als één van de twee zorg nodig heeft. Buurtbewoners lopen er spontaan binnen voor een activiteit, vrijwilligers helpen een handje mee en professionals weten elkaar makkelijk te vinden. Ik sprak daar een bewoonster die zei: ‘Ik kwam hier omdat ik me thuis steeds eenzamer voelde.’ En dat ze nu soms eerder naar beneden gaat dan ze van plan was, omdat ze weet dat ze daar iemand treft. Dat is de kracht van zorg in de buurt: het gaat niet alleen over medische handelingen, maar over menselijkheid en contacten.
En overal in Nederland zijn er mensen die op deze manier het verschil maken. Die niet redeneren vanuit regels, maar vanuit de vraag: ‘Wat heeft deze persoon nu nodig?’. Het laat zien dat het echt werkt wanneer je zorg en ondersteuning dichtbij organiseert. Maar we zien ook dat er verschillen zijn gekomen tussen gemeenten. In de ene gemeente staan sterke lokale teams die goed samenwerken met huisartsen, scholen en vrijwilligers, in andere gemeenten zijn teams kwetsbaar door personeelstekort of veel wisselingen. En dat betekent dat niet iedereen in Nederland dezelfde kans krijgt op tijdige, passende hulp. Dat vraagt om actie.
Beleid
Wat we in de dagelijkse praktijk zien, is ook bevestigd in recente akkoorden tussen de Rijksoverheid, gemeenten, zorgverzekeraars en zorg- en welzijnsorganisaties. In het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord staat letterlijk: ‘Gezondheid begint niet pas bij de huisarts of in het ziekenhuis, maar in je eigen buurt’2. En daarnaast:
‘Een sterk netwerk en een buurt met voldoende faciliteiten voor zorg, welzijn en ondersteuning is daar een belangrijk onderdeel van3.’ Daarom investeert het Rijk bijna 400 miljoen euro in laagdrempelige wijkvoorzieningen, zoals ontmoetingsplekken, lokale teams en steun voor vrijwilligers en bewonersinitiatieven.
In dit beleid speelt de wijkverpleging, waar ik het eerder al over had, een centrale rol. Juist de wijkverpleegkundige ziet welke ondersteuning nodig is en welke oplossingen werken. Daarom investeren we in herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging: teams die zichtbaar zijn in de buurt, goed bereikbaar zijn voor ziekenhuizen en huisartsen, en beter samenwerken met het sociaal domein. De wijkverpleegkundigen doen hun werk met heel veel vakmanschap, maar krijgen in de praktijk nu nog vaak te maken met versnipperde regels, verschillende verwachtingen en ingewikkelde samenwerking tussen domeinen. Daarom willen we dat nu op heldere en haalbare manier verbeteren door beter georganiseerde wijkverpleging, minder administratieve drempels, meer ruimte voor professional, en digitale hulpmiddelen die tijd opleveren. Sterke buurten kunnen niet zonder sterke wijkverpleging.
Het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg zegt eigenlijk hetzelfde. Daar staat: ‘Juist in de wijk, vlakbij mensen, wordt het welzijn en de gezondheid van mensen versterkt’4. Ouderen willen zoveel mogelijk zelfstandig blijven wonen, maar dat lukt alleen als er in de buurt ondersteuning en verbondenheid is. Beide akkoorden benadrukken daarom dat sterke buurten, goede samenwerking en een zorgzame gemeenschap geen luxe zijn, maar de basis. Dat vraagt om samenwerking. Goede lokale teams zijn geen loketten maar netwerken. Ze leggen verbindingen tussen buurthuizen, sport, cultuur en kerken5. Daarom investeren we in betere samenwerking tussen wijkteams, jeugdhulp en welzijn en zelfs veiligheid. Want als professionals elkaar weten te vinden, vinden mensen eerder de juiste hulp6. Buurtzorg en buurtgerichte zorg worden de komende jaren nog belangrijker. Of zoals BBB het in het verkiezingsprogramma zei: ‘Zorg en ondersteuning moeten zoveel mogelijk dichtbij de mensen worden georganiseerd, in de eigen buurt of gemeente7.’
Daarom werken we nu ook aan de Wet gemeentelijke toegang sociaal domein. Hiermee willen we ervoor zorgen dat iedere gemeente een deskundig en zichtbaar lokaal team heeft. Op die manier kan er basishulp worden geboden zonder dat er meteen hoeft te worden doorverwezen. Hiermee willen we de basis op orde brengen, zodat mensen altijd een plek hebben waar ze terecht kunnen met hun vragen en waar professionals de ruimte hebben om te doen wat werkt. Door dit vast te leggen in de wet, bouwen we verder aan het ideaal. Tegelijkertijd weet ik: een wet is pas iets waard als het in de praktijk gebeurt. De praktijk speelt zich niet af in beleidsnota’s of wetten maar in leefomgevingen waar mensen wonen, ontmoeten en ondersteund worden. En daarom vond ik het voorbeeld van Martin Bolhuis ook zo mooi. In een seniorenhof kunnen ouderen zelfstandig wonen, dicht bij elkaar, met de juiste voorzieningen om snel en zonder gedoe ondersteuning te bieden. Zo’n hof sluit precies aan bij wat we willen bereiken: hulp dichtbij, meer onderlinge verbondenheid en professionals die toegankelijk zijn.
En precies die gedachte is ook de basis van mijn plan voor moderne verzorgingshuizen. Uit recent onderzoek8 van PwC blijkt dat er een grote groep senioren is die behoefte heeft aan een woonvorm tussen thuis wonen en het verpleeghuis in. Het gaat om ouderen die nog zelfstandig wonen, maar merken dat hun huidige woning of buurt niet meer past bij wat zij nodig hebben. Tegelijkertijd is een verpleeghuis vaak nog niet aan de orde. Die tussenvorm ontbreekt nu, en dat zorgt in de praktijk voor onnodige onveiligheid, eenzaamheid of zorg die te laat op gang komt. Daarom werk ik aan een concept waarin ouderen zelfstandig kunnen blijven wonen, maar wel in een omgeving waar ondersteuning en gezelschap dichtbij zijn. Denk aan moderne verzorgingshuizen met zelfstandige appartementen, gezamenlijke ruimtes voor ontmoeting en de aanwezigheid van zorg. Zo is er altijd iemand in de buurt als het nodig is, zonder dat mensen hun zelfstandigheid verliezen. In mijn plan trekken gemeenten, woningcorporaties en zorgorganisaties samen op, zodat wonen, welzijn en zorg één geheel vormen en bewoners één duidelijk aanspreekpunt hebben.
Ik zie deze woonvormen niet als losse plekken, maar echt als centrale plekken in de wijk. Door samen te werken met buurtcentra, vrijwilligers, mantelzorgers en lokale organisaties ontstaat een plek die veel meer is dan alleen een verzameling appartementen. Het wordt een plek waar mensen elkaar ontmoeten, waar activiteiten zijn, waar je even binnen kunt lopen voor een kop koffie en waar problemen vaak al vroeg worden gesignaleerd. Daardoor profiteren niet alleen de bewoners, maar ook de buurt eromheen. Met deze aanpak bouwen we aan moderne verzorgingshuizen die passen bij hoe ouderen vandaag willen wonen: warm, zelfstandig, veilig en met anderen in de buurt. Ik ben ervan overtuigd dat we hiermee precies die schakel toevoegen die nu in het aanbod ontbreekt iets wat ouderen in het PwC-onderzoek ook duidelijk aangeven. En door deze woonvormen te verbinden met de uitgangspunten van de nieuwe wet, maken we het niet alleen een mooi idee, maar een oplossing die ook echt werkt in het dagelijks leven.
Afsluiting
Als ik alles samenvat waar we het vandaag over gehad hebben, dan gaat het niet alleen over zorg, wonen of nieuwe woonvormen. Het gaat over iets veel groters: over hoe we samen een samenleving maken waarin mensen elkaar blijven zien. Precies daarom vind ik dit congres zo waardevol. Want het thema van vandaag Lokale gemeenten en buurten is heel belangrijk. Het is een keuze voor een manier van denken die begint bij de straat, de wijk en de mensen zelf.
Dank u wel!

1 BBB Verkiezingsprogramma TK2025 p.20
2 AZWA p.13
3 AZWA p.65
4 HLO, p.11
5 Bijlage Lokale Teams, p.4
6 VWS-begroting, p.126
7 BBB Verkiezingsprogramma, p. 27
8 PwC, p. 17